Het AVI-systeem is een praktisch hulpmiddel bij het zoeken naar een leesboek. Het technisch leesniveau van een kind geeft aan hoe goed het kind de woorden in een tekst kan lezen. Dus letterlijk hoe goed een kind kan lezen wat er staat. Het technisch leesniveau van een boek geeft aan of een boek veel of weinig moeilijk leesbare woorden bevat en wordt uitgedrukt in een AVI-niveau.
AVI in de bibliotheek
Onze bibliotheek gebruikt het oude AVI-systeem. Dit maakt gebruik van negen niveaus, die een tekst beoordeeld naargelang de moeilijkheidsgraad van het woordgebruik en zinsopbouw. Op basis van het aantal woorden per zin, aantal letters en lettergrepen per woord wordt aan elke tekst een niveau toegewezen.
In 2008 werd een nieuw AVI-systeem ontwikkeld. Het nieuwe systeem gaat ervan uit dat de 9 leesniveaus te beperkt waren. Het kan bij sommige kinderen bijzonder lang duren vooraleer er van niveau wisselen. Het nieuwe AVI-systeem bestaat uit twaalf niveaus, waarbij telkens een letter en cijfer gecombineerd werden. Dit nieuwe systeem is gebaseerd op de leesvaardigheid van de gemiddelde leerling in een bepaalde groep of leerjaar. Kinderen worden in dit systeem meer getest op begrijpend lezen in plaats van technisch lezen.
Via de AVI-conversietabel kan je zien hoe de 2 AVI-systemen zich tot elkaar verhouden.
Hoe vindt jouw kind het juiste boek om te lezen?
Jouw kind kan een boek kiezen waarvan het AVI-niveau overeenkomt met zijn of haar eigen AVI-niveau. Zo weet u zeker dat het boek goed aansluit op het technisch leesniveau van uw kind.
Maar het AVI-niveau is natuurlijk niet het enige waar u bij het kiezen van boeken op let. Het belangrijkste is dat jouw kind plezier heeft in lezen. Kijk daarom goed of een boek past bij de belevingswereld van jouw kind en of het boek aansluit bij zijn of haar interesses. Een kind kan een bepaald onderwerp zo leuk vinden dat het een moeilijk boek over dat onderwerp met heel veel plezier leest!
Om te voorkomen dat kinderen toch te moeilijke boeken uit het rek nemen, kan je de vijf-vingertest gebruiken. Bij de vijf-vingertest slaat de leerling het boek open op een willekeurige pagina. Bij het lezen houdt hij vijf vingers omhoog. Telkens de leerling over een woord struikelt, doet hij een vinger naar beneden. Als voor het einde van de bladzijde alle vingers naar beneden zijn, is het boek nog te moeilijk.
